Welzijnswet viert 25ste verjaardag

België beschikt sinds 1996 over een sterk uitgewerkte welzijnsreglementering die op sociaal overleg gestoeld is. Die voorziet een planmatige aanpak van alle risico’s rond veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers. Maar tijdens de COVID-19-crisis werd van deze wet onvoldoende gebruik gemaakt.

De welzijnswet verplicht de werkgever tot het uitbouwen van een dynamisch risicobeheersingssysteem, waarbij genomen preventie- en beschermingsmaatregelen op regelmatige basis bijgestuurd worden. Zo kunnen werknemers hun werk in de beste omstandigheden uitvoeren.

Hoewel deze welzijnswet al 25 jaar van kracht is, werd ze tijdens de voorbije crisis in veel sectoren en bedrijven onvoldoende gebruikt om het risico op corona op de werkplaats aan te pakken. ‘Soms was er onvoldoende kennis over de wet, of de werkgevers kozen bewust voor goedkope maatregelen in plaats van een doordacht beleid, en de arbeidsinspectie was niet bij machte om overal controles uit te voeren’, aldus Virginie Caverneels van onze studiedienst. ‘Daar waar collectieve beschermingsmiddelen zoals ventilatie, afstand bewaren, ontsmetting van materiaal of telewerk nodig waren, kozen werkgevers vaak voor controle via bijvoorbeeld sneltests’.

Gevolg: heel wat werknemers die zonder of met beperkte beschermingsmiddelen hebben doorgewerkt en enorme risico’s hebben genomen uit vrees voor tijdelijke werkloosheid of jobverlies. Ook vandaag blijft de bescherming van werknemers via collectieve preventieve en beschermende maatregelen nog steeds essentieel. Hopelijk heeft deze gezondheidscrisis ons geleerd dat de welzijnswet hiervoor een krachtig instrument is.