Loonmarge 0%? Niet akkoord!

Volgens berekeningen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) zou de loonmarge voor 2025 en 2026 0% bedragen. Dit zou betekenen dat de lonen twee jaar lang niet kunnen stijgen. Nochtans zijn er winsten. In ons artikel ‘Aandeelhouders hypothekeren de toekomst van de sector’ belichtten we de winsten van bedrijven in de chemische sector. Hoe kun je rechtvaardigen dat lonen bevroren worden als de activiteiten winstgevend zijn? We wezen ook op het grootste probleem van de sector: kapitaalvlucht. In de afgelopen twee jaar heeft € 17 miljard de bedrijven verlaten ten gunste van de aandeelhouders en ten koste... van de bedrijven. Winsten, dividenden... Hoe zit het met de productiviteit van de werknemers? Rechtvaardigt de evolutie ervan een 0% loonmarge?
Productiviteit – Tot 20% verhoging in 5 jaar
De productiviteit? Deze indicator meet de gemiddelde waarde die een werknemer creëert na één uur werken (alle beroepscategorieën inbegrepen). We hebben gekeken naar de jaarrekeningen van de chemische bedrijven om dit te meten voor de periode 2019-2023.
Wat geven de resultaten?
Over een periode van 5 jaar steeg de productiviteit in de basischemie met 8,14%, in de kunststoffen met 8,85% en in de farmaceutische industrie zelfs met 20,27%.
In het laatste berekende jaar steeg de productiviteit van de werknemers in de farmaceutische industrie (+7,8%).

De verschillen in waarde tussen de subsectoren worden voornamelijk verklaard door de winstmarges op verkoopprijzen en door de mate van automatisering van de productieactiviteiten.
Er bestaat een marge!
Productiviteit vertelt ons dus wat een uur werk oplevert. Het is interessant om dit cijfer te vergelijken met wat datzelfde uur werk 'kost' (met andere woorden, het gemiddelde uurloon). De grafiek hieronder toont het verschil tussen productiviteit en gemiddeld uurloon voor de drie chemische subsectoren.

Welke lessen kunnen we hieruit trekken?
In de basischemie schommelt de marge tussen productiviteit en gemiddeld uurloon tussen € 58 en € 76 per uur.
In de farmaceutische industrie varieert deze marge tussen € 197 en € 267.
In de kunststoffen ligt de marge tussen € 27 en € 37.
Deze verschillen geven aan dat er ruimte is voor een verhoging van de lonen.
De lonen en de productiekosten
We stellen vast dat het aandeel van de lonen in de productiekosten tussen 2019 en 2023 daalt in de basischemie en de farmaceutische industrie. Hoewel de trend stijgend is in de kunststoffen, vormen lonen niet de belangrijkste kostenpost voor bedrijven (minder dan 18% in 2023).

Welke conclusies kunnen we trekken?
Samengevat: de winsten stijgen, de marge tussen productiviteit en gemiddeld uurloon is comfortabel en lonen zijn niet de belangrijkste kostenpost voor bedrijven. Waarom zouden we onder deze omstandigheden de sociale partners beletten om vrij te onderhandelen over loonsverhogingen? Hoe kunnen we rechtvaardigen dat werknemers hun loon niet kunnen zien stijgen?
Toch gaat de nieuwe federale regering op hetzelfde pad verder en besliste men om niet te raken aan de loonnormwet. Nochtans is al meermaals aangetoond dat deze wet onze loonkosten op een foute wijze vergelijkt met de buurlanden, patronale bijdrageverminderingen en loonsubsidies worden namelijk niet in rekening gebracht. Wordt de berekening wel correct gemaakt, dan blijkt dat we in 2023 een loonvoorsprong hadden van 2,4% ten opzichte van onze buurlanden. Werknemers zullen langer moeten werken en nog meer flexibiliteit aan de dag leggen terwijl hun koopkracht verder in de kiem wordt gesmoord.