Dienstencheques: oorlog om de cijfers

Vorige week haalden de dienstencheques weer het lokale wereldnieuws. Dit maal was “een kostprijs van 50.000 € per job” de headline. Terugverdieneffecten leken van geen belang. Geen woord over extra inkomsten uit belastingen, RSZ, vennootschapsbelasting, uitgespaarde vervangingsuitkeringen,…

Dat werkgevers prompt beginnen cijfers aanhalen die moeten bewijzen dat er bijna meer terugverdient wordt dan de kostprijs is niet nieuw. Been there, seen that.

Het systeem kost bijzonder veel geld aan de overheid. Bruto meer dan een 1,5 miljard €. Realistisch gerekend zal de netto kostprijs ergens rond het miljard schommelen. Erg veel geld. Dat kan ook niet anders als je de dimensie ervan bekijkt : 100 miljoen gepresteerde uren, bijna 1 miljoen klanten en 150.000 werknemers.

De maatschappelijk kostprijs van het systeem moet natuurlijk in het oog gehouden worden. We moeten dan ook een goed evenwicht vinden tussen de maatschappelijke kost en de doelstellingen: zwartwerk bestrijden, de combinatie werk-privé faciliteren en jobs voor kortgeschoolden. Op dat vlak kunnen de dienstencheque echter best de vergelijking met heel wat andere dossiers doorstaan.

Enkele voorbeelden :

  • de federale regering plant in 2017 een vermindering van de werkgeversbijdragen van 900 miljoen €. Bijna de netto kostprijs van de dienstencheques. Zelfs uit de meest optimistische prognoses, en er zijn er behoorlijk wat geweest, blijkt uit die bijdragenverminderingen geen aangroei van 150.000 jobs. In tegendeel.
  • diezelfde regering plant een indexsprong ter waarde van 2,6 miljard €. Volgens het laatst bijgestelde cijfer levert dit 30.000 jobs op. Hoera… maar dit betekent wel 86.000 € per job. In een dienstenchequestelsel creëer je met dat budget 400.000 jobs. In voltijdse equivalenten ruim 200.000.

Als we nadenken over het in toom houden van de kostprijs voor de gemeenschap, moeten we durven toegeven dat de klanten nu geen correcte prijs betalen. 6,30 € per uur in Vlaanderen: dit nijgt naar uitbuiting. Een hogere prijs voor de klanten, of ze dat nu leuk vinden of niet, is nodig.

Maar de grootste uitdaging is misschien wel om voldoende werknemers in het systeem te houden
en nieuwe kandidaten te vinden. En mag daar misschien eens de discussie over gaan?

Over fatsoenlijke loon en arbeidsvoorwaarden, in overeenstemming met het zware werk. En nu we toch bezig zijn, waar is de logica dat een poetsvrouw een auto uit eigen zak moet financieren om van de ene naar de andere klant te crossen? Tot slot: denkt er nu echt iemand dat al die poetsvrouwen dit werk fysiek aankunnen tot hun 67ste?