Laat niet alleen ingenieurs de industriële transitie ontwerpen

Met de industrie in zwaar weer moet het industriële klimaatbeleid versnellen om de jobs in Vlaanderen te verankeren. Geef vakbonden en milieuorganisaties een volwaardige plek in het overleg tussen overheid en industrie om het draagvlak voor die complexe transitie te vergroten.

‘De grootste industriële transformatie van onze tijd.’ In haar toespraak op het event 'The Future of Europe' van De Tijd maakte Ursula von der Leyen, de voorzitster van de Europese Commissie, de ambities van de Europese Green Deal duidelijk. Alle Europese instrumenten, van financiering tot wetgeving, zijn nodig om de industrie te koesteren en te transformeren, zei ze. Door de energiecrisis dreigen investeringen in de energie-intensieve industrie uitgesteld of zelfs afgeblazen te worden. Protectionistische groene Amerikaanse subsidies dreigen tal van Europese bedrijven - inclusief jobs - naar de VS te lokken.

Subsidies worden in Vlaanderen nog te vaak uitgedeeld zonder veel vragen naar de impact en de efficiëntie, of zonder sociale en klimaatvoorwaarden.

Maar Vlaanderen moet zelf ook aan de bak en kan niet wachten op Europa. De industrie moet haar afhankelijkheid van dure fossiele energie afbouwen en op korte termijn massaal investeren in hernieuwbare energie, in energie-efficiëntie, in nieuwe koolstofvrije productietechnieken en in circulariteit. De keuzes die Vlaanderen daarbij maakt, hebben een belangrijke impact op de hele maatschappij. De industriële transitie is niet louter een keuze die door ingenieurs gemaakt mag worden. Hun terreinervaring en netwerken geven vakbonden en milieubewegingen de nodige schouders om onder die uitdaging te zetten.

De Vlaamse regering legde het afgelopen jaar de programmanota 'Industriële Klimaatsprong' voor, die de basis moet zijn voor het nieuwe industriebeleid. Er komt een studie naar de toekomstige energiebevoorrading voor de sector en er worden werkgroepen opgericht voor onder meer innovatiebeleid en infrastructuur. Concrete doelstellingen ontbreken echter en het blijft onduidelijk of die plannen zullen uitmonden in structurele maatregelen die verder reiken dan de volgende verkiezingen.

Buurlanden

Zonder concrete ambities riskeert de Vlaamse industrie een grote achterstand op te lopen tegenover de buurlanden, in het bijzonder Nederland en Duitsland. De Vlaamse overheid moet de beschikbare middelen vooral veel gerichter inzetten. Subsidies worden in Vlaanderen nog te vaak uitgedeeld zonder veel vragen naar de impact en de efficiëntie, of zonder sociale en klimaatvoorwaarden.

Ook de middelen voor onderzoek en innovatie voor bedrijven zijn zelden afgestemd op de klimaatuitdaging. Op een totaalbudget van 1,9 miljard euro wordt maar 20 miljoen besteed aan missiegericht onderzoek over klimaattechnologieën, de zogenaamde CO2-moonshots. Dat is peanuts. In tegenstelling tot onze buurlanden maakt Vlaanderen bovendien nog maar weinig gebruik van innovatieve beleidsinstrumenten zoals overheidsopdrachten om een markt te creëren voor de oplossingen van de toekomst zoals klimaatneutraal staal of circulaire bouwmaterialen.

De oplossingen die wel worden aangemoedigd, zijn te nauw in hun ambitie. Veel rapporten geven aan dat de industriële transitie dreigt te vertragen als we eenzijdig focussen op energie-intensieve processen zoals CO2-opslag en waterstof zonder rekening te houden met het hele kostenplaatje, het jobpotentieel en de implicaties voor ons energiesysteem.

Circulariteit, het zo efficiënt mogelijke gebruik van grondstoffen, moet het hart zijn van het toekomstige industriële beleid. Helaas ontbreekt het vandaag als volwaardig transitiepad in de Vlaamse plannen. Circulariteit zal de strategische autonomie van het grondstofarme Europa versterken en is noodzakelijk om de klimaatimpact van onze industrie te verkleinen. Naast recyclage gaat het ook over afvalpreventie, ecodesign en hergebruik. Op die manier krijgt onze industrie meer grip op nieuwe waardeketens, zoals batterijen of gerecycleerde plastics. Bovendien is de circulaire economie arbeidsintensiever. Dat betekent meer jobs om afvalstromen in te zamelen en te verwerken tot nieuwe grondstoffen.

Op alle niveau’s - voor sectoren, industriële clusters en individuele bedrijven - moeten er robuuste transitieplannen komen die vakbonden en andere stakeholders houvast bieden in deze complexe transitie. Klimaatroadmaps moeten een structurele rol krijgen op het sociaal overleg, waarbij bedrijven verplicht worden de implicaties van de plannen voor de werkgelegenheid te onderzoeken. Dat geeft ook werknemers perspectief. Met een rechtvaardige transitie krijgen ze de kans nieuwe vaardigheden te ontwikkelen voor de jobs in de groeiende sectoren van de toekomst.

Vakbondscentrales en milieuorganisaties hebben de afgelopen jaren veel expertise opgebouwd in industriële transitie. Met een volwaardige plek in het overleg tussen overheid en industrie kunnen we bijdragen aan een breed draagvlak voor die broodnodige transitie en voor de publieke geldstromen die daarmee gepaard gaan.

Medeondertekenaars:

Benjamin Clarysse (beleidscoördinator Bond Beter Leefmilieu), Vanya Verschoore (coördinator Reset.Vlaanderen), Andrea Della Vecchia (nationaal secretaris ABVV Scheikunde), Dirk Coninckx (federaal secretaris ACV-BIE), Gert Truyens (Vlaams gewestsecretaris ACLVB), Marc Lenders (politiek secretaris, ABVV-Metaal), Steve Rosseel (nationaal secretaris, ACV Voeding en Diensten), Tom Vrijens (studie- en vormingsdienst ACV-Metea).

Bron: De Tijd