Aan de slag - Demografiefonds

Hoe ontstond het demografiefonds?

  • In het voorjaar van 2015 werd er geen gemeenschappelijke vakbondseisenbundel ingediend voor de sectorale chemie cao 2015-2016.
  • Het ACV weigerde onze eis over een compensatie van de index op te nemen in de eisenbundel.
  • Bij de toelichting van de ABVV-eisenbundel in het Paritair Comité hebben wij ons standpunt over de uitholling van de index toegelicht en aan de werkgevers gevraagd een sectorale compensatie te voorzien.
  • Binnen de beschikbare marge opgelegd door de regering hebben wij maatregelen kunnen afspreken die de tewerkstelling in de sector moeten verbeteren.

Dank zij het ABVV werd het demografiefonds geboren en verankerd in een sectorale cao van onbepaalde duur. Na het zomerverlof van 2015 werden de onderhandelingen aangevat om uitvoering te geven aan de sectorale cao.

De werkgevers legden het document 'Werken aan het huis van werkvermogen' op tafel als basis voor de onderhandelingen. De vakbonden legden een gemeenschappelijke eisenbundel op tafel. Deze gemeenschappelijke eisenbundel kwam er onder impuls van het ABVV en concentreerde zich vooral op directe maatregelen voor de werknemers.

Op 15/12/2015 werd een ontwerp akkoord bereikt dat aanvaardbaar en verdedigbaar was voor alle onderhandelende partijen. Op 13/01/2016 stelde het ACV als enige dat het bereikte akkoord moest aangepast worden en zij hun achterban nog moesten consulteren.

Na een lange en moeilijke discussie werd een paritair commentaar toegevoegd aan het ontwerp van cao van 15/12/2015. Ondertussen werd het ontwerp van cao met de bijhorende paritaire commentaar aanvaard door alle partijen. Dit finale akkoord werd uitgewerkt in een sectorale cao “het demografiefonds”.

In oktober 2016 werden de cao’ s demografiefonds tekstueel aangepast ten gevolge een aantal genomen beslissingen door het beheerscomité demografiefonds (vb. indienperiode van demografieplannen,…)

Hier vindt je de definitieve cao's oprichting en financiering van het demografiefonds. 

Financiering van het demografiefonds

De bedrijven storten vanaf 2016 (cao van onbepaalde duur) maandelijks voor iedere werknemer (arbeiders, bedienden, kaders en directieleden) 0,15% bijdrage berekend op je brutoloon (inclusief eindejaarspremie, ploegenpremie, overuren, …) in het gemeenschappelijk demografiefonds van de sector.

Voor de bedienden wordt de 0,15% berekend op het bruto maandloon (inclusief verlofgeld). Voor de arbeiders wordt de 0,15% berekend op het brutoloon x 1,08. De 0,15% wordt geheven op alle componenten van het loon die onderworpen zijn aan de RSZ (ploegenpremies, loon, eindejaarspremie, anciënniteitspremies,…)

Vanuit het vormingsfonds chemie worden de komende 4 jaar nog eens jaarlijks dezelfde financiële middelen toegevoegd.

Concreet betekent dit dat wij voor de komende 4 jaar, per jaar, over ongeveer € 9 miljoen (0,15%) en € 9 miljoen (bijleg vanuit de reserves van het vormingsfonds) beschikken om werkbaar werk projecten te ondersteunen. Voor de komende vier jaar spreken we dan over een beschikbaar budget van meer dan € 72 miljoen.

Wanneer heeft een bedrijf trekkingsrecht?

Er moet op bedrijfsvlak een goedgekeurd demografieplan zijn. Het beheerscomité van het demografiefonds moet het bedrijfsplan goedkeuren. 

Welke bedrijfsplannen komen in aanmerking? Enkel bedrijfsplannen die nieuwe maatregelen voorzien welke uit de actiegebieden (werk, gezondheid, competenties, loopbanen) komen van de sectorale cao demografiefonds. De bedrijfsplannen kunnen over één of meerdere jaren lopen.

Meer concreet:

Looptijd van een plan: 4 jaar, met een zeer expliciete omschrijving,
- vanaf 2016 tot maximum eind 2019
- vanaf 2017 tot maximum eind 2020
- vanaf 2018 tot maximum eind 2020
- vanaf 2019 tot maximum eind 2020
     - voor het jaar 2020

Welk trekkingsrecht voor bedrijven?

Basisrecht:

De terugvordering van de kost van de afgesloten bedrijfsmaatregelen bedraagt in eerste instantie maximaal 0,15% per jaar van de brutoloonmassa van het vorige kalenderjaar van het bedrijf en deze maatregelen moeten zich in actiegebied 1 bevinden.

Bijvoorbeeld: kost van de invoering van een rimpeldag bedraagt 0,15%. van de loonmassa van het bedrijf. Het bedrijf kan 0,15% recupereren bij het Fonds.

Bijkomend recht:

Een bijkomend trekkingsrecht van 0,15% ontstaat wanneer de kost van de afgesloten bedrijfsmaatregelen hoger is dan 0,15%. MAAR dan moet het bedrijfsplan maatregelen voorzien die uit minstens 2 actiegebieden komen. Deze bijkomende maatregel, van de 2 actiegebieden, om extra trekkingsrecht te hebben kwam er onder druk van het ACV. Zij hadden het er moeilijk mee dat de reserves van het vormingsfonds zouden aangewend worden ten voordele van directe maatregelen voor de werknemers.

Bijvoorbeeld: het financieren van rimpeldagen ten belope van 0,30% was voor hun een brug te ver. Vandaar de toevoeging aan de ontwerp cao op 13 januari 2016. Voorbeelden :

  • kost van de invoering van rimpeldagen bedraagt 0,29% van de loonmassa. Dit percentage wordt geheven op alle componenten van het loon die onderworpen zijn aan de RSZ (ploegenpremies, loon, eindejaarspremie, anciënniteitspremies,…) en in actiegebied 2 wordt een maatregel genomen ten belope van 0,01%. Bedrijf kan 0,30% recupereren bij het fonds. 
  • kost van het invoeren van een ADV dag bedraagt 0,42% en in actiegebied 4 wordt een maatregel genomen ten belope van 0,01%. Bedrijf kan maximaal 0,30% recupereren bij het fonds.

Overzicht trekkingsrecht :

Financiering actiegebied 1 tot 4  O,15% bijdrage aan demografiefonds ( cao onbepaalde duur) Extra 0,15% vanuit reserves vormingsfonds gedurende 4 jaar
1.Werk 0,15% minimum voor bijkomend trekkingsrecht Minstens 2 maatregelen uit de 4 werkgebieden voor bijkomend trekkingsrecht.
2. Gezondheid 0%  
3. Competenties 0%  
4. Loopbaanbeleid 0%  

Uitzondering voor KMO’s

Een KMO wordt als volgt gedefinieerd: minder dan 250 werknemers en waarvan 49% of minder van het kapitaal of de stemrechten niet in handen is van een grotere onderneming (>250 werknemers) of een groep van verschillende grote ondernemingen.

  • Iedere KMO kan genieten van de financiering vanuit het demografiefonds (0,15% + 0,15%) op voorwaarde dat het demografieplan voldoet aan alle formele voorwaarden. 
  • 250 euro per werknemer met een maximum van 2500€ tenzij toepassing van 0,15% gunstiger is. 500 euro per werknemer met een maximum van 5000 euro tenzij toepassing van de 0,30% gunstiger is.
  • Definitie van KMO werd uitgevaardigd door Europa op 1/1/2005

Aanwending reserves van het demografiefonds: 

Jaarlijks na de afsluiting van de jaarrekening zal nagegaan worden over welke reserves het fonds beschikt. Bij voldoende reserve kunnen deze extra toegewezen worden aan goedgekeurde ondernemingsplannen.

  • We hernemen bovenstaand voorbeeld: kost van het invoeren van een ADV dag bedroeg 0,42% en in actiegebied 4 werd een maatregel genomen ten belope van 0,01%. Bedrijf kon maximaal 0,30% recupereren bij het fonds. Er bleef een niet gerecupereerde kost van 0,13%.

Bij voldoende reserve in het fonds en na akkoord in het beheerscomité zal aan het bedrijf nog 0,13% extra trekkingsrecht worden toegekend voor het voorbije werkingsjaar. Indien de reserve ontoereikend is om de reële kosten te financieren zal het extra trekkingsrecht worden berekend in functie van de nog beschikbare middelen.

  • Bijvoorbeeld: 0,06% extra trekkingsrecht voor het voorbije werkingsjaar i.p.v. 0,13%.
  • Het beheerscomité demografiefonds heeft beslist dat voor het jaar 2016 deze reserves niet zullen aangewend worden.

Invulling van de actiegebieden

Hoe werk je een demografieplan uit?