De toekomst van de industrie? De werknemers!

In meer dan één opzicht moet de industrie de transitie volledig omarmen. Aan de ene kant dwingen de klimaatuitdagingen de industrie om ambitieus te zijn in het ontwikkelen van oplossingen die mens en milieu respecteren. Aan de andere kant moet de industrie haar imago herstellen en weer aantrekkelijk worden voor de samenleving. Om dit te bereiken ontstaan er regelmatig werkgeversinitiatieven: een investering in de kijker zetten, politici oproepen om een project te steunen, interviews met patronale beleidsmakers, foto's en glimlachen bij de inhuldiging van een nieuwe machine, … Het volgende evenement is gepland op 20 februari 2024: de "Verklaring van Antwerpen". In aanwezigheid van de voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen en de Belgische eerste minister Alexander De Croo zullen tientallen bedrijfsleiders hun visie op de toekomst geven. En de werknemers? Zijn zij geen spelers in de sector? Kunnen zij niet ook de drijvende kracht achter verandering zijn? Meer fundamenteel: kunnen we de toekomst van de industrie plannen zonder de werknemers erbij te betrekken? 

Deze vragen worden gesteld omdat er een gebrek aan aandacht is voor hen bij het bepalen van de strategie van hun bedrijf of sector. Toch is het integreren van de verwachtingen en de bezorgdheden van werknemers van fundamenteel belang om de huidige uitdagingen van de industrie aan te gaan. 

Over welke uitdagingen hebben we het? 

  • Eerst en vooral de kwaliteit van de banen. Gezien de demografische uitdagingen en de groeiende behoefte aan nieuwe gekwalificeerde werknemers, moet de sector zichzelf aantrekkelijker maken. Hiervoor zijn kwaliteitsvolle banen nodig waarbij werknemers een eerlijk deel van de geproduceerde welvaart verwerven, hun gezondheid wordt beschermd en hun privé- en professioneel leven beter kan gecombineerd worden. Dit omvat de ontwikkeling van een sociaal overleg om aantrekkelijke en respectvolle collectieve arbeidsvoorwaarden voor de werknemers te bepalen. 
  • Ten tweede, transitie. De industrie moet de transitie volledig omarmen om haar impact op het milieu te verminderen. Het gebruik van koolstofarme energiebronnen en minder vervuilende productie impliceert nieuwe manieren om het werk te organiseren, nieuwe competenties, professionele opleidingen, … Dit zijn allemaal domeinen waarop werkgevers niet alleen en efficiënt kunnen handelen. De ontwikkeling van de kennis en knowhow van de werknemers zal essentieel zijn om bedrijven te heroriënteren. 

Daarnaast zal de transformatie van de sector gepaard gaan met een nieuwe benadering van investeringen. In dit opzicht luiden de vakbonden de alarmbel op twee punten: 

  1. Kapitaalvlucht is een realiteit in de industrie: jaren van hoogconjunctuur staan synoniem voor enorme dividenduitkeringen. In sommige industriële bedrijfstakken is alle winst verdampt ten gunste van de aandeelhouders, ten koste van de investeringen waar onze maatschappij nood aan heeft. Hoe kan de industrie zich heroriënteren als de capaciteiten voor investeringen haar worden ontnomen? 
  2. Het nieuwe bezuinigingspact dat onlangs door de Europese politieke klasse werd aangekondigd, zou voor België tot 27 miljard euro aan besparingen betekenen tussen nu en 2027. Hoe kunnen deze budgettaire besparingen gecombineerd worden met de massale investeringen die nodig zijn om de maatschappij en de industrie naar nieuwe horizonten te leiden die meer rekening houden met mens en milieu?  

Deze vragen en prioriteiten zullen luid en duidelijk worden uitgedragen door onze Europese syndicale vertegenwoordigers die zullen deelnemen aan de besprekingen op 20 februari in Antwerpen. Ook zullen deze vragen en prioriteiten sterk verdedigd worden door onze vakbonden, want de toekomst van de industrie zal met de werknemers zijn of zal niet zijn.  

Wij vragen de Belgische regering om zich hiervan bewust te zijn op het ogenblik dat zij het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt en op het moment dat zij discussies moet leiden en organiseren over de toekomst van de industrie. Vooral omdat naar de stem van de werknemers niet genoeg geluisterd wordt.