Eén van de zeldzame sociale verworvenheden van de EU bedreigd door Denemarken en Zweden

Decennialang moesten we van de EU leven met bezuinigingen, de deregulering van de arbeidsmarkt en een race naar de laagste bieder op sociaal en fiscaal vlak, maar de Richtlijn inzake toereikende minimumlonen vormde een lichtpunt na deze sombere jaren. Vandaag echter maakt de richtlijn, die in 2022 werd goedgekeurd, het voorwerp uit van een verzoek tot nietigverklaring door twee Lidstaten. Daarmee wordt één van de zeldzame sociale verworvenheden van de Europese Unie (EU) op losse schroeven gezet door het Hof van Justitie van de EU. 

Naast de aanbevelingen m.b.t. de ondersteuning van de wettelijke minimumlonen in de landen waar deze bestaan, waren de positieve punten van de richtlijn ook en vooral het versterken van de mogelijkheid van collectieve onderhandelingen en het ondersteunen van de uitbreiding van de dekkingsgraad van collectieve arbeidsovereenkomsten (het aantal werknemers/bedrijven dat onder de verplichtingen van een cao valt).

Hoewel de bepalingen van deze richtlijn op korte termijn geen invloed hebben op België, heeft onze Centrale deze richtlijn en de doelstellingen ervan gesteund om verschillende redenen: 

  • De solidariteit met de EU-landen waar de lonen lager liggen en de vakbonden zwakker staan (wat met elkaar verbonden is),

  • Het feit dat de strijd voor een fatsoenlijk minimumloon een prioriteit is,

  • Maar ook en vooral omdat de opwaartse harmonisering van de lonen in de EU die met deze richtlijn wordt nagestreefd, de bestaansreden van de sociale dumping en de delokalisaties in de EU zou ondermijnen.

Denemarken, hierin gesteund door Zweden, heeft evenwel verzocht om deze richtlijn nietig te verklaren op grond van het feit dat loonregulering een zaak is van de Lidstaten en niet van de EU. Daartoe hebben de twee landen begin 2023 beroep aangetekend bij het Hof van Justitie van de EU (HvJ-EU). De advocaat-generaal die belast is met de zaak en die regelmatig door de rechters van het HvJ-EU wordt geraadpleegd voordat er een beslissing wordt genomen, was het eens met het verzoek tot nietigverklaring. Aangezien rechters over het algemeen geneigd zijn om met deze optie in te stemmen, maken we ons grote zorgen over de toekomst van deze richtlijn.

Dit advies brengt dus alle sociale verworvenheden die deze richtlijn mogelijk heeft gemaakt in gevaar, aangezien het verzoek tot nietigverklaring betrekking heeft op de richtlijn in haar geheel. Alle elementen die een verhoging van het minimumloon, de bevordering van collectieve onderhandelingen en de strijd tegen antisyndicale maatregelen ondersteunen, worden dus bedreigd.

Een studie van ETUI uit 2024 toonde nochtans aan dat deze richtlijn al veel positieve effecten heeft gehad, zowel wat betreft het verhogen van de minimumlonen als het (her)openen van de debatten over de maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om de doelstellingen van de richtlijn toe te passen. En laten we ook niet het indirecte effect vergeten van de verbeterde machtsverhouding van de werknemers in onderhandelingen op het geheel van nationale lonen.

De beslissing van het HvJ-EU over deze klacht wordt pas over enkele maanden verwacht. We hopen dat het Hof dit verzoek tot nietigverklaring zal verwerpen, zodat deze richtlijn positieve gevolgen kan blijven hebben voor de werknemers en werkneemsters in de hele EU.