Cubaanse bouwsector staat voor grote uitdaging

In Cuba wordt de bouwsector geconfronteerd met grote veranderingen. Concurrentie en privé-bedrijven doen er hun intrede.  FOS sprak hierover met Carlos De Dios van de Cubaanse bouwvakbond.

Van februari tot maart bezocht oud-FOS-medewerker Wim Leysens Cuba. Hij keek er kritisch naar de maatschappelijke omwentelingen en ging in gesprek met de lokale bevolking. Met Carlos De Díos, algemeen secretaris van de Cubaanse bouwvakbond SNTC -partner van FOS en de Algemene Centrale-  sprak hij onder meer over de komst van privé-bedrijven in de bouwsector.

Carlos De Díos: “De bouwsector heeft de laatste 5 jaar serieuze veranderingen ondergaan, sinds de regering het privéinitiatief heeft gelegaliseerd. Door een verhoogde vraag en een diversificatie van de ondernemingsvormen is de sector gegroeid in omzet en qua tewerkstelling. De overheid blijft nog steeds de grootste werkgever. In de bouw werken ongeveer 97.000 personen (ingenieurs, architecten, beheer en administratie, bouwvakkers), in de toeleveringsindustrie 37.000 personen en nog eens 30.000 bij de projectontwikkelaars en studiebureaus. In totaal 166.900 personen, waarvan er 159.385 bij de vakbond zijn aangesloten.

Daarnaast kent Cuba nu de niet-overheidsbedrijven. In de 69 coöperatieven werken 3.800 socios naast 2.000 contractuele arbeiders. Cuba telt ook 89 privéondernemers die functioneren met arbeiders in loondienst. Verder hebben 34.200 personen een licentie of vergunning om in de bouw ‘voor eigen rekening’ te werken. Van die ‘cuentapropistas’ heeft de grote meerderheid geen enkele band met een overheidsbedrijf. De overige ruim 9.000 personen werken bij de overheid, maar klussen daarnaast als zelfstandige bij.“

Competitie

“Een gevolg van die verscheidenheid, is ook dat er meer concurrentie is tussen de bedrijven, want ook de niet-overheidsondernemingen kunnen werken uitvoeren voor de overheid, zoals momenteel gebeurt voor de restauratie van het Capitool of Hotel Rivera hier in Havana.

Eigenlijk hebben de overheidsbedrijven een competitief nadeel dat verbonden is met de dubbele munt in Cuba. Een overheidsbedrijf mag nog steeds geen bankrekening in harde deviezen (CUC) openen. De binnenkomende deviezen moete aan een 1 tegen 1 koers gewisseld worden. Een niet-overheidsbedrijf beschikt wel over een deviezenrekening en wisselt elke CUC om tegen 25 nationale pesos. Dat betekent dat dit bedrijf gemakkelijker bouwmaterialen kan aankopen en zijn personeel meer loon kan uitbetalen.

We moeten toegeven dat men in de niet-overheidssector gemakkelijk tot 10 keer meer verdient. Een direct gevolg is dat de meest gekwalificeerde arbeiders de overstap maken naar de niet-overheidsbedrijven of als cuentapropista aan de slag gaan. Voor de overheidsbedrijven ligt de oplossing in een serieuze loonsopslag, maar dat is niet zo eenvoudig zolang Cuba met twee munten zit. In vergelijking met andere sectoren verdienen de arbeiders in de bouw vrij goed, gemiddeld 790 CUP. Jaarlijks stijgen de lonen ongeveer met 5 à 6 %. We beseffen dat dit nog altijd te weinig is om de stijging van de consumptiegoederen te compenseren. 

Groei

Een ander probleem van de bouwsector is het ontbreken van modern gereedschap. De grote helft van het machinepark en het gereedschap is verouderd. Maar het allergrootste probleem blijft de economische boycot van de Verenigde Staten. Hierdoor kost de invoer van bouwmaterialen en werktuig extra veel geld. We voeren nu vanuit China grondstoffen in, terwijl we dat in de VS veel goedkoper en sneller zouden kunnen krijgen."

"Globaal gezien draait de bouw goed. De laatste 5 jaar is de sector jaarlijks met 8% gegroeid. Er zijn niet alleen de grote werken zoals de bouw van nieuwe hotels voor het toerisme. Ook de gewone Cubaan investeert in betere huisvesting. De banken hebben de toegang tot krediet versoepeld en 63% van deze kredieten zijn bestemd voor renovatieprojecten. Zo’n investering kan natuurlijk ook dienen om in huis een eigen zaakje op te starten, zodat het krediet ook een extra inkomen kan genereren.

Om het sociaal karakter van de bouw te garanderen, heeft de overheid vorig jaar 2015 ruim 700 miljoen CUP uitgegeven voor renovatieprojecten bij gezinnen met een beperkt inkomen. En om de afhankelijkheid van de import te verminderen, stimuleert de regering ook de niet-overheidsbedrijven om te investeren in de lokale productie van bouwmaterialen. Daarbij garandeert de overheid om tot 75% van de nodige grondstoffen aan preferentiële prijs aan te leveren.

Een nieuw gegeven

Maar om te besluiten: het is duidelijk dat Cuba voor de grote uitdaging staat om deze evoluties binnen een socialistisch kader te laten verlopen. Concurrentie tussen de bedrijven is een nieuw gegeven voor het land, en we moeten deze concurrentie een plaats geven binnen een socialistisch kader. Het socialisme kan concurrentie creëren, zolang de concurrentie ook gelijkheid en sociale rechtvaardigheid creëert. Hoe dat moet, dat weet ik niet. Maar dat is juist de grote uitdaging.”

Meer over de samenwerking van de Algemene Centrale met de Cubaanse vakbond.